Erwin Govarts

Advocatenkantoor Govarts BV

Residentie Refusa

Meldertstraat 13 bus 0.03

B-3500 Hasselt

K.B.O. 0837325675

 

Tel. +32(0) 11 37 15 11

E-mail: info@govarts.be

contacteer ons nu >>
    • A
      • B
        • C
          • D
            • E
              • F
                • G
                  • H
                    • I
                      • J
                        • K
                          • L
                            • M
                              • N
                                • O
                                  • P
                                    • Q
                                      • R
                                        • S
                                          • T
                                            • U
                                              • V
                                                • W
                                                  • X
                                                    • Y
                                                    • Rij- en rusttijden

                                                      De dagelijkse rijtijd is de optelling van de rijtijd tussen het einde van de ene dagelijkse rusttijd en het begin van een volgende dagelijkse rusttijd, of tussen een dagelijkse rusttijd en een wekelijkse rusttijd. Hij mag niet meer bedragen dan 9 uren.

                                                      Tweemaal per week mag de dagelijkse rijtijd verlengd worden tot 10 uren.

                                                      Een chauffeur kan tijdens een periode van 24 uur twee dagelijkse rijtijden aanvatten, op voorwaarde dat hij de bepalingen betreffende de onderbrekingen van de rijtijd en de dagelijkse en wekelijkse rusttijd naleeft.

                                                      De wekelijkse rijtijd mag niet meer bedragen dan 56 uren.

                                                      De totale bij elkaar opgetelde rijtijd van twee opeenvolgende weken mag niet meer bedragen dan 90 uren.

                                                      Na een rijperiode van 4 uur 30 minuten moet de chauffeur een aaneengesloten onderbreking van ten minste 45 minuten in acht nemen, tenzij hij aan een rusttijd begint.

                                                      Een rijperiode is de bij elkaar opgetelde rijtijd vanaf het ogenblik dat een bestuurder na een rusttijd of een onderbreking begint te rijden, totdat hij een rusttijd of een onderbreking neemt. Een rijperiode kan al dan niet onderbroken worden.

                                                      Een onderbreking is elke periode waarin de bestuurder niet mag rijden en ook geen andere werkzaamheden mag verrichten. Ze dient uitsluitend om te rusten.

                                                      De aaneengesloten onderbreking van 45 minuten kan vervangen worden door een onderbreking van ten minste 15 minuten, gevolgd door een onderbreking van ten minste 30 minuten.

                                                      Beide onderbrekingen moeten elk zodanig tijdens de periode worden ingelast dat na een rijperiode van 4 uur 30 een onderbreking van ten minste 45 minuten in acht genomen is.

                                                      De dagelijkse rusttijd kan bestaan uit een normale dagelijkse rusttijd of een verkorte dagelijkse rusttijd.

                                                      Ofwel moet de dagelijkse rusttijd ten minste 11 achtereenvolgende uren per periode van 24 uur bedragen.

                                                      Ofwel kan de normale dagelijkse rusttijd ook worden opgesplitst in twee perioden, waarvan de eerste ten minste drie ononderbroken uren bedraagt en de tweede ten minste negen ononderbroken uren bedraagt.

                                                      De normale dagelijkse rusttijd van 11 achtereenvolgende uren mag worden verkort mits naleving van de volgende voorwaarden:

                                                      • De minimale dagelijkse rusttijd bedraagt 9 achtereenvolgende uren.
                                                      • De dagelijkse rusttijd kan maximaal driemaal tussen 2 wekelijkse rusttijden tot dit minimum verkort worden.

                                                      Deze inkortingen moeten niet meer worden gecompenseerd.

                                                      Binnen elke periode van 24 uur na het einde van de voorafgaande dagelijkse of wekelijkse rusttijd, moet een bestuurder een nieuwe dagelijkse rusttijd genomen hebben.

                                                      Indien het gedeelte van de dagelijkse rusttijd dat binnen die periode van 24 uur valt, ten minste negen maar niet meer dan elf uur bedraagt, wordt deze dagelijkse rusttijd als een verkorte dagelijkse rusttijd aangemerkt.

                                                      Wanneer de dagelijkse rust in twee afzonderlijke periodes is genomen, begint de periode van 24 uur aan het eind van de periode die minimaal negen uur heeft geduurd. Dit betekent dat het hier gaat om een periode van 24 uur met een begin dat van dag tot dag variabel is.

                                                      Ieder lid van de bemanning moet ten minste negen achtereenvolgende uren rust genieten in een periode van 30 uren.

                                                      Een wekelijkse rusttijd mag niet later beginnen dan aan het einde van zes perioden van 24 uur, te rekenen vanaf het einde van de vorige wekelijkse rusttijd.

                                                      Een wekelijkse rustperiode kan bestaan uit een normale wekelijkse rusttijd of een verkorte wekelijkse rusttijd.

                                                      Een normale wekelijkse rusttijd is een periode van rust van ten minste 45 uur.

                                                      Een verkorte wekelijkse rusttijd is een periode van rust van minder dan 45 uur die kan worden bekort tot minimaal 24 achtereenvolgende uren.

                                                      Per periode van twee opeenvolgende weken moet een bestuurder ten minste:

                                                      • twee normale wekelijkse rusttijden, of
                                                      • één normale wekelijkse rusttijd en één verkorte wekelijkse rusttijd van ten minste 24 uur opnemen.

                                                      De verkorting moet wel worden gecompenseerd door een equivalente periode van rust, die voor het einde van de derde week na de betrokken week in één geheel opgenomen moet worden.

                                                      Rust die wordt genomen ter compensatie van een verkorte wekelijkse rusttijd, moet aansluitend op een andere rusttijd van ten minste negen uur worden genomen.

                                                      Bij wegcontrole dienen volgende registraties te worden voorgelegd : bestuurderskaart en/of tachograafschijven en de printouts digitale tachograaf.

                                                      De registraties van de dag zelf en van de voorgaande 28 kalenderdagen (schijven).